Het is wel een leuKe ontmoeting wanneer je in de herfst bij ochtendmist een Purperreiger laag over de heide ziet vliegen en hem ziet verdwijnen in richting ZO. Even flitst het door je heen of dat misschien zijn normale richting van herfsttrek is. Het was op 25.10.1997 op de Bussumerheide. In de literatuur staat dat Nederlandse Purperreigers een trekroute hebben over Spanje, maar ook over Italië (Glutz von Blotzheim, 1996). Niet alleen in mist, ook in avondduister kan men een laagvliegende Purperreiger nog wel herkennen, o.a. aan zijn opvallend grote voeten. Zo was het op 27.09.1976: een Purperreiger over de rijksweg bij de Torenflat, Naarden. In de maanden mei t/m juli – ja, zelfs nog wel in augustus – hoef ik geen stap te verzetten om regelmatig Purperreigers te zien: ze vliegen over een vaste route over het dak van mijn huis in de oostereng van Bussum. We mogen denken aan een regelrechte verbinding tussen broedplaats (Naardermeer) en fourageergebied (Eempolder). De richting is ongeveer WNW – OZO, de vlieghoogte naar schatting tussen 25 en 35 m soms nauwelijks boven 20 m. Ik neem aan zonder het te kunnen bewijzen, dat ik dezelfde vogels zie op hun heen- en retourvlucht. Van de overvliegende Purperreigers heb ik nooit enig geluid tijdens de vlucht gehoord. Geruisloos komen ze over, laag vliegend. Vooral bij invallende duisternis lijken ze grote haast te hebben om thuis te komen. Vlug doemen ze op boven de huizen van de Nachtegaallaan bij de Koekoeklaan, vlug passeren ze als grote schimmen. Je moet eigenlijk regelmatig de blik omhoog gericht houden om ze op te merken. Meestal passeerde slechts één vogel, hoogstens twee tegelijk. Die trokken dan naast elkaar op of de een schuin achter de ander. Om een goed beeld te krijgen hoe druk de route in beide richtingen bevlogen wordt zou je de observatie tijd in de vroege ochtend moeten beginnen en doorzetten tot het avondduister. Dat dan minstens enige dagen per week en volhouden gedurende vier maanden. Dat heb ik nooit gepresteerd. De waarnemingsreeksen zijn ongetwijfeld erg lacuneus. Niet eens kwam elke waarneming in het notitieboekje terecht. Het toeval heerst dus. Toch verschijnt er een bepaald beeld bij het overzien van een aantal jaren, nl. van 1975 t/m 1981. De vroegste datum blijkt 7 mei (1976) te zijn, de laatste 23 augustus (1978).