Eind mei 1982 zag ik in het slootje "De Kwakel" langs de Kortenhoefsedijk een viertal jonge Bergeenden zwemmen. Ik schatte de beestjes op een dag of 10. Volgens omwonenden zouden het er totaal 5 geweest zijn. Na de jongen enige tijd gevolgd te hebben was duidelijk dat er geen ouders in de buurt waren. Al gauw krijg je dan de neiging om een schepnet te halen en de "arme schepsels"naar een vogelasiel te brengen. Echter, wetend dat dit pogen bij jongen Bergeenden vaak verspilde moeite is (ze duiken en zwemmen nl. uitstekend), dacht ik dat een Blauwe reiger of snoek dit wel zou klaren. Het weer zat de jonge Bergeenden echter mee. Er waren geen ekstreem koude nachten meer en blijkbaar was er ook voldoende voedsel. Dagelijks werden ze waargenomen, soms in gezelschap van een groepje jonge Wilde eenden. Ze groeiden goed en begin juli (om precies te zijn de 3e) waren ze uitgegroeid en zaten goed in de veren. Dikwijls lagen ze in de slootkant te slapen of poetsen. Door de vakantie verloor ik ze enige tijd uit het oog doch van Fred van Klaveren en Hans van Oosterhout hoorde ik dat ze zeker tot 17 juli nog alle vier aanwezig waren in de Kwakel. Eind augustus trof ik er nog slechts 1 aan. De andere drie waren wellicht al op trek richting Zuidelijk Flevoland of Waddengebied. Half september was ook de laatste verdwenen. De laatste jaren broeden er geregeld een of meerdere paren in het gebied "de Korremof", hemelsbreed enige 100den meters westelijk. Mogelijk zijn de jongen daar vandaan gekomen. Het grappige is dat ik in 1974 eksakt hetzelfde waarnam langs het A nkeveense Pad in 's-Graveland. Toen waren er 2 jongen welke zonder ouderzorg kans zagen volwassen te worden (zie Korhaan 11:70). Uit de literatuur blijkt (Bauer et al, 1968; Boase, 1965 en Hori, 1964) dat dit verschijnsel slechts zeer zelden wordt vastgesteld.