Enige jaren geleden (zomer 1978) belde de heer B. van Ingen, asielhouder te Naarden, mij op met de mededeling dat hij een bizondere spreeuw binnen had gekregen. Het beest was in de vesting Naarden door een kat gepakt, doch niet noemenswaardig gewond. Opvallend voor deze vogel was de extreem lange snavel. Nu komt het wel vaker voor dat een spreeuw een iets langere snavel heeft (Pomeroy, 1962) maar dit overtrof mijn verwachting. Gemeten van de inplant bovensnavel tot de punt was de lengte 47.5 mm. De ondersnavel stak dan nog eens 4.2 ram verder uit, dus totaal 51.7 mm. Daar de snavel naar beneden boog geleek het een “Wulpensnavel”. Het ging hier om een vrouwtje, ouder dan 2 kj (= kalenderjaar). Normaal is de lengte van een spreeuwesnavel ongeveer 24 mm, en het record staat op naam van een spreeuw uit Engeland, welke een snavel had met een lengte van 55 mm (Galcher, 1978: 29). De spreeuw uit Naarden had echter nog een paar afwijkingen. Op de linkerpoot was wratvorming (pokken) waar te nemen en er ontbraken twee voortenen (nog slechts bobbelige restantjes) en de nagel van de achterteen. Na ongeveer vijf weken in de opvangvoliere brak de bovensnavel af en werd de ondersnavel door Van Ingen bijgeknipt. Helaas heeft dit alles niet mogen baten; het beestje stierf enkele weken later.