Zaterdag 21 maart 1987. Met een zuidelijk windje, één graadje vorst en helder weer rijd ik 's morgens om half zeven richting Ankeveen. Op de Stichtse Kade zoeken twee Koperwieken een heenkomen. In het dorp Ankeveen is de vogelwereld in rep en roer. Het is puur voorjaar. De groep vogelaars heeft op mij gewacht, het is al over zevenen. Met 18 man vertrekken we via het Stichtse End, richting Bergsepad. Een paar Vinken zingen volop en een Groenling laat zijn helder tju dju wie horen. Van een Knobbelzwaan, die in een smal slootje zwemt, is de knobbel zichtbaar gezwollen. Dit duidt op het beginnend broedseizoen. Een Stormmeeuw zit rustig op een bleekveld en aan de rand van het dorp, op een open veldje, bevinden zich een groepje Witte Kwikstaarten, enige Vinken, een Rietgors, een Graspieper, Ringmus en Heggemus. Aanleiding tot zorgvuldig observeren.