1988
De vogelbevolking van de ’s-Gravenlandse Buitenplaatsen
Publication
Publication
De Korhaan , Volume 22 - Issue 2 p. 36- 42
Bij octrooi van 17 maart 1625 kregen zes vooraanstaande en gefortuneerde Amsterdamse ingezetenen van de Staten van Holland toestemming om ’s-Graveland te ontginnen. Het betrof hier de gronden op de grens van het veengebied van Ankeveen en Kortenhoef en de zandgronden van het Gooi, destijds in de richting van Hilversum en Bussum nog een uitgestrekt heidegebied, dat, zo vond men in die dagen, nodig ontgonnen moest worden. Het zand werd afgegraven en per trekschuit naar Amsterdam vervoerd, waar men het goed kon gebruiken ter versteviging van de slappe grond waarop deze stad is gebouwd. De schepen die het zand naar Amsterdam vervoerden namen op de terugweg het stadsvuil mee en dit werd, vermengd met zand en “bolster”, dat is de ongeveer 30 cm hoge toplaag van het veen, teruggezet op de afgegraven grond. Toen de polder in 1634 gereed kwam werden de kavels verloot.
Additional Metadata | |
---|---|
De Korhaan | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken |
Wim Duurland. (1988). De vogelbevolking van de ’s-Gravenlandse Buitenplaatsen. De Korhaan, 22(2), 36–42. |