Begin november 1988 werd een Ooievaar bij Eemdijk gesignaleerd. Deze vogel hield zich daar tot begin februari op en werd daarna ook niet meer in de omgeving gesignaleerd. Het favoriete gebied werd gevormd door de Maatpolder ten oosten van de Eem. Regenwormen waren het hoofdvoedsel; af en toe werd een muis of mol gevangen. Tegen de avond ging de Ooievaar op zoek naar een slaapplaats, die niet altijd dezelfde was. Soms was dit het dak van een huis in Eemdijk, andere keren vloog de vogel ver weg naar een onbekende plaats. Nadat de melding bij de vogelwerkgroep was binnengekomen gingen diverse leden op pad. De Ooievaar bleek geringd te zijn. Dit was aan beide poten boven het loopbeen het geval. Aan één poot een ring met inscriptie, aan de andere een gladde smalle ring. Deze gegevens duidden er op dat het een projekt-ooievaar moest zijn van het ooievaarsprojekt van Vogelbescherming. Bovendien een vrouwtje, want die worden aan beide poten op deze wijze geringd. Na vele pogingen gelukte het uiteindelijk op 26 november de ring af te lezen. Op de ring was ook nog gele tape op de lip van de ring aangebracht. Het was nummer 499 Vogeltrekstation Arnhem Holland. Dit exemplaar was afkomstig uit de omgeving van het ooievaarsbuitenstation "De Lokkerij" bij De Wijk (Dr). Het was in 1985 geboren in een boomnest als jong van een vrijvliegend paar, maar wel door de beheerders met de hand grootgebracht. In april 1988 paarde zij met een andere projekt-ooievaar en bracht een broedsel groot in het buitenstation.