Het is half april en de spreeuwen bij ons huis zijn volop bezig om hun nesten te bouwen. Als sneeuwvlokken dwarrelen stukken isolatiemateriaal vanuit de spouwmuur voor ons raam langs de tuin in: een bij ons jaarlijks terugkerend fenomeen. Ook nestelen er een aantal jaren achtereen, twee paartjes gierzwaluwen hoog inde nok onder de dakpannen. “Onze huismussen" gebruiken de kunstnesten die bestemd zijn voor huiszwaluwen onderaan de dakgoot. Op een avond, begin juni, scheren er in hoge snelheid en onder luid gekrijs, kleine groepjes gierzwaluwen langs onze gevel. Ik zette een luie stoel neer met uitzicht op de nestholten en observeerde totzonsondergang het volgende: Op het uiterste hoekje van de dakgoot zat een spreeuw opgewonden bewegingen te maken. Als het was een uil, draaide hij z’n kop zenuwachtig ver links- en rechtsom en zakte steeds door zijn poten om ieder moment op te zullen vliegen. Het groepje gierzwaluwen scheerde weer langs ons hoekhuis en één van de vogels zonderde zich af om tegen de zijgevel, verder klauterend, zijn nest te kunnen bereiken. Als een speer, vloog de spreeuw op de gierzwaluw af, zodat deze zich met schrik van de muur liet vallen en op de wieken ging. De spreeuw vloog met een behoorlijke snelheid een flink stuk achter de zwaluw aan en kwam even daarna weer terug op zijn uitvalpost. De drang van deze spreeuw om binnen zijn territorium geen andere vogels toe te laten was zo groot dat dit proces zich meerdere keren herhaalde. Inmiddels begon het al aardig te schemeren en het groepje loste zich langzaam op tot er nog maar drie vogels rond vlogen. Eén daarvan streek neer tegen muur.