Ieder dag kijk ik vol verwachting uit welke vogels mijn tuin nu weer zullen aandoen. Hij ligt in een woonwijk uit het midden van de jaren zeventig aan de rand van een dorp. Niets bijzonders, een woning met een kleine tuin. Het enige waardoor mijn tuin zich onderscheidt is, dat hij niet lijdt aan ‘verschutting en vertegeling’ en evenmin een gazon heeft. Van belang is ook dat er een aanvliegboom is en rondom heggen met vluchtmogelijkheid aanwezig zijn. De tuin is een oase in de wijk en fungeert, ook door de variatie aan planten en het voeren in de winter, als een soort buurtsuper. Die is elk dag geopend en vogels hebben dat snel door. Ransuilen uit de omgeving weten dat het ook een nachtwinkel is en pakken af en toe een Merel, die in een dichte heg slaapt. Ongetwijfeld zullen zij ook genieten van ander aanbod in de vleesafdeling, namelijk de huisspitsmuizen en bosmuizen die er soms rondlopen. Een Zanglijster uit de buurt, een echte Gooise, winkelt exclusief en komt af en toe voor de gewone tuin- en segrijnslakken. Hij of zij waagt zich niet aan de wijngaardslakken, die ook wel eens in de aanbieding zijn. Er is ook een bouwafdeling, die al in de winter door Eksters bezocht wordt. Hun favoriete product zijn de takjes van de hanepoot, een soort meidoorn, die uit deze boom worden gerukt. Staartmezen shoppen in de super voor spinsels en mosjes. Bij Merels zijn losse plantenstengels favoriet. Voor hen is deze buurtsuper ideaal, want in de versafdeling zijn geregeld regenwormen in de aanbieding en in de herfst bessen. De fruitafdeling is dan rijk voorzien: hulst, vuurdoorn, kornoelje en in de winter nog bessen van de klimop. Het is dan een drukte van belang. Zwermen Spreeuwen storten zich op de kornoelje en de hulst. Het lijkt wel uitverkoop; soms zijn er schermutselingen.