Het gezelschap aan tafel tijdens de maaltijd bestond uit vogelaars in leeftijd variërend van middelbaar tot senior. Meestal is het zo met een groep ‘pietjesjenners’, dat tijdens een gesprek de waarnemingen over de tafel vliegen. Deze keer ging het anders. De omgeving waarin de bijeenkomst werd gehouden nodigde ook meer uit tot beschouwende verhalen en het ophalen van herinneringen, dan praten over de laatste bijzondere waarnemingen. Het was de stulp van Frank die daartoe uitnodigde; een riante woonboerderij met graslandjes en boomgaardjes rondom. Daar kwam nog bij dat de meeste deelnemers elkaar al heel lang niet hadden gezien. Al tijdens het aperitief viel het de disgenoten op dat ook aan de andere tafels de dames in de minderheid waren, maar dat dit wel een tijdbeeld was. Gerefereerd werd aan het standaardwerk van profesoor Voous ‘ In ban van vogels’. In dit boek met biografieën van 550 bekende vogelaars komt maar een gering aantal vrouwen voor die zich met vogels hebben beziggehouden. Naar aanleiding daarvan vertelde een van de deelnemers een anekdote over een van hen. Onderweg naar een vogelplek kreeg zij een stopteken van een politie-auto, omdat zij een verkeerslicht dat op rood stond had genegeerd. Toen de agenten haar daarop attent maakten en haar vroegen zich bekend te maken, reageerde zij, terwijl zij haar rijbewijs overhandigde, met de mededeling: “Mijn naam is Groen”. De agenten zagen de humor daarvan wel in en zij kon zonder geverbaliseerd te zijn doorrijden. De discussie over vogelende vrouwen en het waarom wel en waarom niet werd voortgezet, maar de conclusie werd getrokken dat de situatie van enkele decennia geleden al lang niet meer representatief was voor de huidige, waarbij de dames met een inhaalslag bezig zijn. Vogels kijken is geen typisch mannelijke bezigheid meer. Dat kon beaamd worden met een praktijkvoorbeeld van onze vogelwerkgroep en de vogelcursus, waar het vrouwenaandeel groot is. Een verklaring voor dit fenomeen was, meenden de tafelgenoten, dat vrouwen die vroeger eenlingen waren tussen de mannen, nu aansluiting bij hun seksegenoten kunnen zoeken en ook samen met hen op pad kunnen gaan. Over vogelend Nederland raakten de gemoederen enigszins verhit; over de onverzadigbare reisdrift naar de meest vreemde plekken op de wereld en het afgeven ondertussen op wat er hier gebeurt. Ook sprak men over de hang naar scoren en het niet meer willen investeren in vogels door bestuursfuncties te vervullen of aan onderzoeken mee te werken. Met het tweede was niet iedereen het eens; er werd verwezen naar het succes van SOVON.