Ik mag een ochtend meedoen met de broedvogeltellingen in het Laarder Waschmeer om te achterhalen hoe dat nou eigenlijk in z’n werk gaat, die broedvogeltellingen. Wie broedvogels wil tellen moet vroeg uit de veren. Jelle Harder, Jossi Struijs en ik ontmoeten elkaar om kwart voor vijf’s morgens. Hoe letterlijk wil je het concept ‘vroege vogels’ hebben, vraag ik me af terwijl ik rillend achter het tweetal aansjok. Het is donker en koud. De maan staat als een witte sikkel boven het weidse, glooiende landschap dat we via houten hekken betreden. Flarden van nevels. Later lichten de zandduinen roze op in de eerste zonnestralen. Oef, dat maakt veel goed. Jelle en Jossi zijn gewapend met een plattegrond van het gebied. Ze moeten zich behelpen met een vage luchtfoto van een paar jaar geleden en met een kaart van vóór juni 2003, toen de sanering van het Laarder Waschmeer begon. Een kaart met paden, heuvels, meren, moerassen, rietkragen en bossen die er nu helemaal niet meer zijn. Jelle heeft moeite met de gebrekkige kaart, maar schikt zich in zijn lot.