Een soort die we in de Eempolders bijna altijd wel zien is de meerkoet. Wij signaleren meerkoeten op de waaien, in de vaarten en sloten en grazend op de weilanden. Soms nemen we zelfs enorme aantallen waar op het Eemmeer, maar omdat dat buiten het tel gebied valt tellen die niet mee. Ook meerkoeten die in de Eem zwemmen mogen niet meegeteld worden. Figuur 1 geeft aan dat het totale aantal meerkoeten dat wij in een jaar tellen in de loop van de tijd is toegenomen. Deze toename gaat gemiddeld met 4% per jaar, maar de grafiek maakt ook duidelijk dat er flinke schommelingen optreden. De presentie is uiteraard hoog. De meerkoet ontbreekt gemiddeld maar eens in de driejaar bij een telling. De verdeling over het jaar, in figuur 2, laat zien dat de grootste aantallen meerkoeten gezien worden in begin maart. In het begin van de tellingen was er daarnaast nog een maximum in het late najaar, maar dat verdween rond 1980. Een deel van de Nederlandse meerkoeten trekt in de winter weg; een ander deel blijft in de broedgebieden. Daarnaast komen er grote aantallen meerkoeten uit het noordoosten naar Nederland om te overwinteren.