Loopkevers zijn zowel bij amateur- als beroepsbiologen een geliefd studieobject en behoren daarom zonder enige twijfel tot de best onderzochte bodembewonende dieren. Misschien is dat zo omdat loopkevers relatief makkelijk te bemonsteren zijn en de naam hebben gemakkelijk te determineren te zijn. Het laatste is echter voor veel soorten een fabeltje. De verklaring moet waarschijnlijk ten eerste gezocht worden in de grote soortenrijkdom - het is met een geschatte omvang van ongeveer . soorten een van de grootste keverfamilies - en vooral ook in de grote variatie aan aanpassingen in gedrag en oecologische voorkeuren. Er is een schijnbaar onoverzichtelijke variatie aan levenscycli, etmaalritmes, levensstrategieën en aanpassingen aan microklimaat, bodemsoort, bodemvochtigheid en andere omgevingsfactoren. Het feit dat hierin met vrij eenvoudige middelen als vangpotten en preferentieorgels overzicht en orde te brengen is en dat veel soorten goed kunnen worden gekweekt, heeft een eveneens grote variatie aan onderzoekers aangetrokken, die tezamen duizenden publicaties schreven over de meest uiteenlopende biologische vragen, en daarvoor loopkevers kozen als studieobject. Meestal werd gekeken naar de gedragingen en eigenschappen van groepen soorten, maar soms ook werden afzonderlijke soorten diepgaand onderzocht.