Bij het beheer van natuurgebieden richt men zich doorgaans op het behoud van ecosystemen en populaire doelsoorten. Meestal gaat het om planten, zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen. Van de kleine ongewervelde dieren wordt vaak aangenomen dat ze profiteren van de genomen beheersmaatregelen. Sinds de juistheid van deze aanname in twijfel wordt getrokken is de belangstelling voor de effecten van natuurbeheersmaatregelen voor insecten en andere ongewervelden toegenomen. Dagvlinders, libellen, bijen en sprinkhanen krijgen al veel aandacht, maar wespen en mieren spelen nog nauwelijks een rol bij het beheer van natuurgebieden. Worden de leefgebieden van deze soorten voldoende beschermd of zouden beheersmaatregelen beter op deze dieren moeten worden afgestemd? Indien dit laatste het geval is, welke maatregelen moeten dan getroffen worden?