De Sphecidae vallen op door hun langgesteelde metasoma: de wespentaille bij uitstek: de lange steel bestaat voor het grootste deel, heel eigenaardig, uit een extreem langgerekt eerste sterniet of is ten dele opgebouwd uit sterniet 1 en ‘verstevigd’ met tergiet 1 en sterniet 2. Bij veel genera wordt het gesteelde metasoma tijdens de vlucht karakteristiek opgeheven, terwijl het tweede en derde paar poten naar beneden hangt. Alle Nederlandse soorten zijn slank gebouwd, maar sommige uitheemse genera zijn behoorlijk fors. Ook de lichaamsbeharing is variabel: de Nederlandse soorten zijn glad en vrijwel onbehaard, maar er zijn ook genera met ruig behaarde soorten. Veel bij de grond levende Sphecidae zijn donkerbruin of bijna zwart of hebben een karakteristiek zwart-rood kleurpatroon. Alle Nederlandse soorten zijn zwart met een gedeeltelijk rood metasoma. Sommige tropische soorten hebben fraaie metaalglanzende kleuren. De poten zijn stevig en lang. De voortarsen dragen bij gravende soorten stevige borstels. Deze ‘tarskammen’ worden gebruikt bij het graven van nesten in de zandige of lemige bodems waarin de meeste soorten nestelen. Onder de Sphecidae komen geen soorten voor met een lengte van minder dan 10 mm. De meeste soorten zijn vrij groot (13-25 mm). In warme streken komen ware reuzen voor met een lichaamslengte van ruim 50 mm. Ondanks hun grootte is de steek niet erg pijnlijk voor mensen.