In het vorige nummer van Zoogdier werd een bespreking gewijd aan de publikatie van een rekenmodel, waarmee de draagkracht van een gebied voor dassen kon worden beschreven. Inmiddels is uit een vervolgpublikatie gebleken dat de waarde van dit model twijfelachtig is, zowel uit mathematisch oogpunt, als uit het feit dat het berust op bepaalde aannamen over de leefwijze van de das die niet waar te maken zijn. Het grote probleem is vooral, dat er nauwelijks betrouwbare gegevens over het terreingehruik van dassen in de Nederlandse omstandigheden voorhanden zijn. Dat is eigenlijk vreemd, omdat er wel al enkele miljoenen guldens zijn uitgegeven aan beschermende maatregelen zoals dassentunnels plus de bijbehorende hekken en aanplant van singels en dergelijke. In allerlei beleids- en beheersplannen is ook voortdurend sprake van verbindingszones voor dassen, zonder dat bekend is door welke factoren de mobiliteit van de das in het landschap bepaald wordt. Het is daarom uiterst treurig dat een voor vier jaar bedoeld onderzoeksproject van de Universiteit van Leiden, dat juist dáárover gegevens op tafel zou moeten brengen, onlang moest worden stopgezet als gevolg van een boycot-actie van de Vereniging Das en Boom die het onderzoek niet 'opportuun' vindt) en het gebrek aan medewerking van provinciale NMFmedewerkers. Een gemiste kans, en dat terwijl het onderzoek deel uitmaakte van de plannen voor versnipperingsonderzoek in het kader van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, die nauw aansluiten bij soortgelijke projecten in het Natuurbeleidsplan. Moet nu het gehele dassenbeheersbeleid in Nederland gebaseerd blijven op 'fingerspitzengefühl'? Jaap Mulder, Heemskerk