Op woensdag 6 mei 1992 overleed er een man in Gingelom (Belgisch Limburg) ten gevolge van de infectieziekte Leptospirose. De man had de infectie opgelopen via het besmette water van de Cicindriabeek. Leptospirose is een ziekte die vooral door knaagdieren wordt overgebracht. Vooral besmetting door de bruine rat Rattus norvegicus is erg bekend (zie Zoogdier 1990 nr 2). De bruine rat fungeert als gastheer voor de bacterie Leptospira, maar sterft er zelf niet aan. De verspreiding van Leptospira is veel groter dan men op het eerste gezicht zou denken. De mens wordt vooral door Leptospira besmet via water waarin rattenurine aanwezig is. De overdracht kan ook gebeuren door contact met mest of slijk. Als de huid geschramd is of verweekt door langdurig contact met water kunnen de Leptospira via de verwonde en verweekte plaatsen het lichaam binnendringen. De besmetting kan ook via de slijmvliezen plaatsvinden. Het ziektebeeld is zeer wisselend. Ongeveer één op de tien mensen die besmet worden, vertoont het volledige ziektebeeld. De 'ziekte van Weil’ is zo’n Leptospiroseinfectie. Bij aanvang heeft het slachtoffer koorts en bloeddoorlopen ogen. Na 3 tot 4 dagen kan er geelzucht ontstaan, kunnen er kleine of grote bloedingen uitbreken, en kan de nierfunctie gestoord geraken. In een tweede fase daalt de koorts, maar worden de hersenvliezen aangetast. De patiënt krijgt meningitis met hoofdpijn, braken en nekstijfheid gedurende 4-5 dagen. Daarna zakt de koorts en wordt de temperatuur normaal. Eens genezen blijven er geen restverschijnselen over en kan je de ziekte nooit meer krijgen. De ziekte kan echter dodelijk zijn na een belangrijke nieraantasting of ten gevolge van ernstige bloedingen. De overlevingskans met een correcte medische behandeling is uitstekend. Het probleem is dat de ziekte weinig voorkomt, en daarom vaak fout wordt gediagnostiseerd.