In de jaren vijftig en zestig is de zeehond langs de Belgische kust van een normale verschijning tot een bijzonderheid geworden. Momenteel worden deze dieren er weer vaker gezien en lijkt het hun iets beter te gaan. Dit sluit aan bij de situatie in Zeeland en Noord-Frankrijk. Net als in Nederland worden zieke en verzwakte zeehonden opgevangen en na herstel weer uitgezet, maar helaas telt de Belgische kust te weinig geschikte rustplaatsen. Regelmatig wordt de gewone zeehond aan de Belgische kust waargenomen, maar ze planten zich er niet meer voort. Niet zo lang geleden was dit nog wel het geval. Tot het begin van de eeuw bevond zich nog een kolonie op de Paardemarkt Phoca vitulina een zandbank voor Knokke die later is weggespoeld, en op de Oever, een zandbank ter hoogte van Oostduinkerke. Op deze laatste waren nog tot in de jaren vijftig kleine groepjes aanwezig (Van Gompel 1983). Het waren kleine randpopulaties van de Zeeuwse populatie die in 1955 nog 800 dieren telde, waarvan 150 op de Westerschelde (Van Haaften 1974). Jacht en watervervuiling waren de oorzaken van het volledig verdwijnen van de Zeeuwse zeehonden tegen het begin van de jaren zeventig. Ook in Noord-Frankrijk bevond zich tot in de dertiger jaren een kolonie aan de monding van de Somme, maar die verdween door overbejaging. De gewone zeehond bereikt daar in de zuidelijke Noordzee de zuidgrens van zijn verspreidingsgebied.