Woensdagmorgen 31 maart 1993 hooi ik in het radionieuws meedelen dat "een geval van hondsdolheid werd vastgesteld te Berendrecht, in hel noorden van de provincie Antwerpen aan de grens met Nederland". Een kort bericht, zonder veel uitleg of details, maar ongetwijfeld hebben enkele miljoenen Vlamingen het gehoord. Het was immers ■ één van de hoofdpunten in het ochtendbulletin. Ik haast me naar de krantenwinkel en koop een vijftal dagbladen. Jawel: in twee ervan vind ik een ana loog bericht. De recente, opmerkelijke uitbreiding van de vossenpopulatie in grote delen van Vlaanderen is de laatste paar jaar de voedingsbodem geweest voor de wildste fantasieën. Vossen zouden met ganse karrevrachten door de "groenen" aangevoerd en uitgezet worden (de ene keer uit Nederland, de andere keer uit de Ardennen of uit Duitsland). Tegelijk zouden daarmee alle plagen van Egypte worden binnengehaald, het "biologisch evenwicht" zou verbroken worden, alle pluimvee en jachtwild als sneeuw voor de zon zou verdwijnen, en de hondsdolheid catastrofale proporties zou aannemen. De vroegere paniekzaaiende berichtgeving over hondsdolheid, in het genre van "zij die gaan sterven, bijten U", of "een doodsbedreiging in opmars" heeft zijn effect immers niet gemist. Vossen en hondsdolheid: twee handen op één buik