Het is niet gemakkelijk iets te weten te komen over de leefwijze van kleine marterachtigen, zeker als je niet over allerlei dure hulpmiddelen beschikt. Het mooiste en goedkoopste hulpmiddel echter heeft iedereen (soms): sneeuw. Een laagje van twee tot vier centimeter dikte is het meest geschikt voor speurwerk. In het ideale geval vriest het niet te hard en is het vroeg in de avond opgehouden met sneeuwen, zodat alle nachtelijke aktiviteit de volgende morgen op een presenteerblaadje wordt aangeboden. Bunzingen Mustela putorius worden het meest waargenomen langs de weg: als verkeersslachtoffer. Ze zijn, in tegenstelling tot wezels en hermelijnen, vrijwel uitsluitend ’s nachts op pad. Wat we over hun doen en laten weten, gegevens over voedsel, voortplanting en conditie, stamt dan ook hoofdzakelijk uit onderzoek aan dode dieren. Er heeft in Nederland nog weinig onderzoek plaatsgevonden met behulp van gezenderde bunzingen en elders in Europa is dat niet anders. Het volgen van sporen in de sneeuw kan dus nog allerlei nieuwe dingen opleveren, al blijven de waarnemingen noodgedwongen beperkt tot een korte periode in de winter. Maar of het nu iets nieuws oplevert of niet, het speuren in de sneeuw is vooral een spannende en soms hersenbrekende tijdpassering. Lang niet altijd is even duidelijk welke aktiviteiten en gebeurtenissen hebben geleid tot de sporen die je tegenkomt.