Het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek heeft een analyse gemaakt van de internationale betekenis van de Nederlandse fauna. Doel was aan te geven voor welke soorten Nederland zich in het bijzonder moet inspannen. Aan de hand van richtlijnen opgesteld door het Informatie en Kennis Centrum van het Ministerie LNV is een overzicht samengesteld van de verspreiding van de diersoorten, waaronder zoogdieren, in West-Europa. De internationale betekenis voor een soort neemt toe naarmate een groter deel van zijn areaal in West-Europa ligt en naarmate Nederland meer in het centrum van dat areaal ligt. De soorten worden individueel besproken aan de hand van een verspreidingskaartje. Bij de zoogdieren scoren egel, noordse woelmuis, franjestaart, huismuis, damhert en konijn het hoogste. Dat deze zoogdiersoorten uit de bus zijn gekomen, is opmerkelijk. Drie van de zes zijn zeer algemeen en zijn ook in onze buurlanden niet zeldzaam. Het damhert is een geïntroduceerde soort en leeft alleen in gesloten wildbanen. De franjestaart komt in bijna geheel Europa voor en is in Nederland niet direkt bedreigd. Voor de noordse woelmuis ligt Nederland aan de rand van het areaal, maar omdat rekening is gehouden met het voorkomen van een endemische (onder)soort scoort hij wel hoog.