Eigenlijk begon het in 1989. Half juli was het een gesis en gedoe van jewelste in de houtschuur achter het huis van de familie van Merrebach. Piet van Merrebach is opzichter faunabeheer bij Natuurmonumenten en woont in het Deelerwoud, tussen Apeldoorn en Arnhem. Maar zijn vrouw Marianne zag ze: midden op de dag schoten twee volwassen boommarters achter elkaar aan door de open houtschuur. En toen duurde het tot eind april 1990. Op een avond, terwijl het nog niet donker was, klonk er een soort kattegemauw uit de houtschuur, maar dan lager. Begin juni klonk er ’s avonds weer een soort langgerekt laag gebrom uit de schuur. Eigenlijk niet goed na te doen, maar duidelijk hoorbaar vanuit de zijtuin. De volgende avonden was het er wéér. Wie dat geluid maakte of maakten was aanvankelijk onduidelijk, maar op de avond van 7 juni zat daar ineens duidelijk zichtbaar een volwassen boommarter op het zeil over een houtstapel naast de houtschuur. Met een sierlijke sprong verdween het dier de houtschuur in. Op het overhangende zeil vond Piet van Merrebach martermest met die moeilijk definieerbare, zoetige muskusgeur van de boommarter.