Vleermuizen hebben iets met lijnvormige begroeiingen, dat weten we al jaren. Dit is extra opvallend in het Nederlandse landschap, dat bol staat, maar vooral stond, van de bomenlanen, bomenrijen en houtwallen. Bovendien zijn er veel bosranden door de versnippering van het bos. Maar waarom vliegen vleermuizen langs deze 'lijnen’? En wat kunnen we met dit gegeven doen om hun bescherming te verbeteren? In 1991 zijn wij een onderzoek gestart naar het landschapsgebruik van vleermuizen met betrekking tot lijnvormige begroeiingen. Het onderzoek zal nog tot augustus 1996 duren. Hier alvast wat over de tot nu toe gevonden resultaten. In 1981 deed Helmer (1983) een uitgebreide studie naar het gebruik van vliegroutes door watervleermuizen Myotis daubentonii. In een gebied rond Nijmegen bleken zij vrijwel dagelijks het traject tussen kolonieboom en jachtgebied – een afstand die varieerde tussen 1,5 en 6 km – te overbruggen via vaste routes langs bomenlanen en bosranden. Jaren eerder had onderzoek door ondermeer Voûte (1972) en Glas (1978) het bestaan van vaste vliegroutes bij de meervleermuis Myotis dasycneme en de laatvlieger Eptesicus serotinus duidelijk gemaakt.