In Zoogdier is al eens beschreven hoe je braakbalonderzoek kunt uitvoeren (Mostert, 1993). In de afgelopen jaren heeft de Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland getracht dit onderzoek in Zuid-Holland nieuw leven in te blazen. Vanouds is deze provincie niet goed bedeeld met braakballen. De meest interessante predator voor een dergelijk onderzoek, de kerkuil, komt al sinds de jaren vijftig niet of nauwelijks voor in Zuid-Holland. De meeste braakballen kwamen van de ransuil, die voornamelijk veldmuizen eet. Wanneer echter voldoende braakbalmateriaal kan worden verzameld, kan dit toch interessante resultaten opleveren. Aan het begin van het onderzoek in 1993 bleek het niet mee te vallen om grote hoeveelheden braakballen te verzamelen. Bij navraag bij diverse vogelwerkgroepen bleek bijvoorbeeld dat veel bekende ransuil-roestplaatsen inmiddels waren verlaten. Dit zou tot gevolg hebben gehad dat van een groot deel van het agrarische gebied van Zuid-Holland geen braakbalmateriaal beschikbaar zou zijn. Daarom gingen we zelf actief op zoek naar roestplaatsen. Allerlei begraafplaatsen, grote tuinen en parken in dorpen werden afgezocht, vooral om en bij naaldbomen, en de bosjes in het veenweidegebied werden nagelopen. Dat bleek inderdaad vruchten af te werpen. In korte tijd werden verscheidene nieuwe braakbalvindplaatsen gelokaliseerd. Uiteindelijk lukte het om in de winter 1993-94 in totaal circa 8900 prooidieren te pluizen van bijna zestig verschillende vindplaatsen. Een groot deel daarvan heeft betrekking op braakballen van de ransuil (zie tabel 1).