Dat ecoducten worden gebruikt door edelherten, zwijnen en reeën is inmiddels algemeen bekend. Ook het gebruik van deze wildpassages door vos en marterachtigen is vastgesteld. Maar hoe staat het met het gebruik van ecoducten door kleine zoogdieren? Maken die ook gebruik van deze voorzieningen of blijven autowegen voor hen barrières vormen? In november 1988 werd de A50 tussen Arnhem en Apeldoorn officieel in gebruik genomen. Deze snelweg loopt dwars over de Veluwe en deelt Nederlands grootste aaneengesloten natuurgebied in tweeën. Om de gevolgen voor de natuur enigszins te beperken zijn er twee ecoducten aangelegd, bij Terlet en Woeste Hoeve. Deze hebben in eerste instantie tot doel edelherten een onbelemmerde uitwisseling te verschaffen. De ecoducten zijn aangelegd op van oudsher bestaande trekroutes (Litjens, 1991b). Uit verschillende tellingen is gebleken dat de ecoducten voor edelherten uitstekend voldoen (Litjens, 1991a; Worm, 1994). Over de vraag of de ecoducten gebruikt worden door edelherten, zwijnen en reeën bestaat geen twijfel meer. Het gebruik door andere dieren, zoals das en vos, is wel vastgesteld, maar minder systematisch. In een artikel in Zoogdier wijst Bekker (1991) erop dat het voor de hand ligt dat ecoducten ook door marterachtigen, kleine zoogdieren, reptielen en diverse insekten benut kunnen worden. In dit artikel geven we aan in hoeverre kleine zoogdieren van het ecoduct Terlet gebruik maken.