In Zoogdier beschreven wij al eens hoe de grijze zeehond vanaf 1955 in toenemende mate in onze kustwateren werd gesignaleerd (Van Bree et al. 1992). In pre- en vroeghistorische tijden kwam hij ook in Nederland voor, maar van de tussenliggende periode is vrijwel niets bekend. Pasteur (1793) en Schlegel (1862) noemen de soort niet. Er zijn echter aanwijzingen dat de grijze zeehond vóór 1840 nog bij het voormalige eiland Rottum voorkwam en dat de soort pas in de loop van de vorige eeuw uit ons land verdween. Bij het herlezen van ‘British Seals’ (Hewer 1974) vielen ons de volgende passages op: “Gedurende vele jaren dacht men dat de grijze zeehond van Groot-Brittannië de baardrob Erignathus barbatus was. Pas in 1841 werd duidelijk vastgesteld dat het Halichoerus grypus betrof. Dit lijkt misschien een woordspelletje of is gewoon onbegrijpelijk, maar er bestaat wel een excuus voor de naamsverwarring. Normaal gesproken, wanneer een soort wordt benoemd en beschreven, zijn naam en beschrijving gekoppeld aan een exemplaar dat zich in een museumcollectie bevindt, zodat andere exemplaren die mogelijk tot dezelfde soort behoren met dat exemplaar vergeleken kunnen worden. Ongelukkigerwijs is dat niet het geval met de meeste soorten van zeehonden en ontstond er een enorme naamsverwarring omdat alles slechts berustte op korte beschrijvingen, die op verschillende wijze geïnterpreteerd konden worden”.