Hoe komt het toch dat er zoveel egels worden doodgereden? Natuurlijk, door het drukke autoverkeer. Of er zijn gewoon veel egels. Maar er steken zovéél algemene diersoorten de weg over, en die vind je veel minder vaak dood op de weg dan de egel. Is die soms kwetsbaarder, of algemener dan de andere soorten? Of zoekt hij soms de wegen op, bijvoorbeeld om er voedsel te zoeken? Dat laatste wordt inderdaad vaak gedacht, maar is het ook waar? Een literatuurstudie en de eigen ervaringen van VZZ-medewerkers werpen nu meer licht op de zaak. De egel is een nachtdier; zijn nachtelijke aktiviteitsperiode valt geheel samen met de donker-periode. Alleen als de nachten erg kort zijn, in juni en juli, lopen egels vaak al in de avondschemering rond. Als ze niet slapen of rusten, zijn ze bijna steeds bezig met foerageren. Berthoud (1982) volgde in Zwitserland een tijdlang twintig gezenderde egels. Die besteedden 72 % van de nachtelijke uren aan voedselzoeken, 21 % aan onderlinge kontakten, 5 % aan verkenningen, 0.5 % aan migratie en 1.3 % aan nestmaken. Het voedsel wordt vooral met de neus bij elkaar gescharreld, waarbij de bodem intensief wordt afgesnuflfeld. Zo worden insekten, spinnen, slakken, wormen, maar ook wel vogeleieren en jonge muizen buitgemaakt. Omdat egels en mensen graag in ongeveer hetzelfde landschap willen leven, namelijk een parkachtig landschap met veel afwisseling van bos en grasland, komen egels en mensen elkaar nogal eens tegen. Of beter gezegd, komen egels en auto’s elkaar nogal eens tegen.