Een egel komt bijna iedereen wel eens tegen, tijdens een avondwandeling of een avondje in de tuin. Heel soms kom je dan ook een moeder-egel tegen met haar rondscharrelende jongen. Nesten met pasgeboren egels worden nog veel minder vaak ontdekt. Vorig jaar is aan egelopvangcentra en particulieren verzocht om dit soort min of meer zeldzame waarnemingen aan de VZZ te melden. De gegevens van dit eerste jaar leveren al een aardig beeld op van de voortplanting bij egels in Nederland. Op mooie zomeravonden word je soms opgeschrikt door een agressief klinkend gesnuif, geblaas en gesis uit de tuin. Deze geluiden horen bij de hofmakerij van de egel Erinaceus europaeus, die kan plaatsvinden van mei tot september. De dieren hebben geen territorium, vormen geen vaste paren en mannelijke egels leggen in de paartijd grote afstanden af, enkele kilometers per nacht, op zoek naar vrouwtjes (Kristiansson 1984; Morris 1988; Reeve 1981, 1982, 1986). Nadat een mannetje een vruchtbaar vrouwtje gevonden heeft benadert hij haar, waarbij hij omcirkelende bewegingen maakt. Het vrouwtje reageert daar meestal op door weg te rennen, maar op een gegeven moment staat zij stil en maakt korte blaasgeluiden naar het mannetje. Ook kan ze de stekels op haar voorhoofd oprichten en charges uitvoeren richting het mannetje. Deze luidruchtige taferelen kunnen urenlang doorgaan en hoeven lang niet altijd in een daadwerkelijke paring te resulteren (Reeve 1994). Na een paring gaan de dieren ieder weer hun eigen weg: egels zijn immers solitair, ze leven alleen. Na een draagtijd van ongeveer 35 dagen worden de jongen geboren.