Een koude januaridag op de Oosterkwelder. Ik ben het enige menselijke wezen in de wijde omtrek. Op mijn knieën kruip ik door het stijfbevroren gras met in mijn gehandschoende rechterhand de eetlepel. In mijn eveneens gehandschoende linkerhand houd ik mijn boterhamzakje en een touwtje van 89 centimeter (hier is over nagedacht) met aan het uiteinde een lusje. Ik leg het lusje om markeringspaaltje nummer 68 en trek met het touwtje een cirkel om het paaltje. Elke keutel die ik binnen deze cirkel zie, wip ik met de eetlepel in mijn boterhamzakje. Als ik de hele cirkel rond het paaltje leeggeraapt heb, schrijf ik het aantal in mijn notitieboekje. Ik probeer te bedenken wat ik zou zeggen als iemand mij zo zag en met lichte spot in de stem zou vragen waar ik mee bezig was. Eén keer vroeg een eenzame wandelaar het me werkelijk. Tot mijn verbazing reageerde hij met een welgemeend “Wat leuk!”. Ik werk aan hazen op de kwelder van Schiermonnikoog. Eerst nog als doctoraalstudent, maar inmiddels is het mijn eerste ‘klus’ als bioloog. Vanuit de Rijksuniversiteit Groningen wordt al jaren onderzoek verricht aan het geheel van planten en dieren op de kwelder. Het meeste onderzoek wordt gedaan op de Oosterkwelder, waar de invloed van de mens het laagst is. Het onderzoeksgebied meet 500 hectare en wordt in het noorden begrensd door een duinenrij en de Noordzee, in het zuiden door de Waddenzee. In het oosten groeit het eiland nog, wat terug te vinden is in de aard van de vegetatie. Zo zijn in het oosten planten te vinden die typerend zijn voor een jonge kwelder met weinig nutriënten in de bodem en in het westen wordt de kwelder begroeid door vooral strandkweek. Tussen het onderzoeksgebied en de bewoonde wereld in het westen bevindt zich vijf kilometer kwelder. De grootste grazers in het gebied zijn de ganzen, konijnen en hazen. De Landbouw Universiteit Wageningen is geïnteresseerd in begrazing en samen met de Groningse universiteit wordt nu onderzocht welke rol de hazen in het kwelderecosysteem spelen.