Zondag 19 april, tien uur’s ochtends. De tuin heeft nog de verstilde sfeer van de vroege ochtend als ik naar de keuken loop om het ontbijt klaar te maken. Ik kijk uit het raam en zie toevallig ‘onze’ eekhoorn op zijn bijna dagelijkse tocht door de tuin rennen. Niets bijzonders dus, maar de sierlijkheid en beweeglijkheid van het dier fascineren me altijd weer. Sinds onze kat ‘niet meer is’, heb ik gemerkt dat de eekhoorn zich dichter bij huis waagt, zich zelfs tegoed doet aan het voor de vogels opgehangen pindasnoer op één meter afstand van het raam. Rustig laat ze zich dan door mij bekijken, allerlei capriolen uithalend om vooral ook die laatste pinda te bemachtigen. Ook nu rent ze dicht langs het huis, over het terras, in de richting van de dikke den waaraan een grote nestkast hangt die de afgelopen jaren steeds werd bewoond door een boomklever. Ik verdenk onze eekhoorn al van roofzuchtige neigingen, een zondags eitje voor het ontbijt? Maar opeens zie ik dat ze iets in haar bek heeft, op een manier zoals ik onze poes soms met een vogeltje zag: een beetje schuldig, maar vooral met een houding van ‘ik doe niets bijzonders, dus ik wil niet gezien worden’.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Zoogdier | |
| CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
| Organisation | Zoogdiervereniging |
|
Carola Koksma. (1998). Eekhoornnest verhuisd. Zoogdier, 9(2), 3–5. |
|