Aan de 65 km lange Belgische kust verblijven regelmatig zeehonden. Meestal gaat het om de gewone zeehond Phoca vitulina waarvan zeer jonge en doorgaans verzwakte en zieke dieren – meestal in augustus en september – stranden. Sinds 1980 werden zulke dieren overgebracht naar het Nederlandse opvangcentrum in Pieterburen. De laatste jaren waren dat gemiddeld zes zeehonden per jaar, waarvan er drie tot vier als jonge dieren in de nazomer waren aangespoeld. In 1998 gebeurde de opvang voor het eerst aan de Belgische kust zelf, namelijk in het ‘National Sea Life’ in Blankenberge. In 1998 was er sprake van een abnormaal hoog aantal gestrande zeehondenpups. Tussen eind juli en eind november werden er ongeveer twintig aangetroffen op de Belgische kust. Hiervan werden veertien pups opgevangen in het National Sea Life, terwijl er eentje vanuit Nieuwpoort werd overgebracht naar Pieterburen. Daarnaast werden nog drie dieren waargenomen die niet konden worden gevangen. Ook spoelden drie jonge en één ouder dier dood aan op het strand. Alle pups hadden een veel te laag gewicht en opvallend was de zeer jonge leeftijd van de diertjes die vóór 15 augustus werden binnengebracht. Sommige waren nauwelijks vier weken oud.