De Biesbosch is een zoetwatergetijdegebied waar Maas, Rijn en Waal hun sedimenten afzetten. Deze sedimenten zijn verontreinigd met verschillende typen vervuilende stoffen, waaronder zware metalen en organische microverontreinigingen zoals PCB’s, PAK’s en dioxines. Organische microverontreinigingen hopen zich in de voedselketen op: de concentraties nemen toe in organismen hoger in de voedselketen. Verhoogde concentraties van dit soort stoffen kunnen negatieve effecten hebben op organismen, zoals een verminderde voortplanting. Momenteel zijn er plannen om een deel van de Biesbosch opnieuw in te richten, waarbij dijken kunnen worden doorbroken en sedimenten verplaatst. Het is dan mogelijk dat sedimentatie-processen veranderen, en vervuilde sedimenten op andere plaatsen komen te liggen. Om enige inzicht te krijgen in de risico’s die met dit soort ingrepen gepaard kunnen gaan voor zoogdieren, is bij Alterra een onderzoek gestart naar effecten van verontreinigingen op kleine zoogdieren in de Biesbosch. Het onderzoek is gericht op twee soorten kleine zoogdieren, de bosspitsmuis Sorex araneus en de rosse woelmuis Clethrionomys glareolus, die als representatief kunnen worden beschouwd voor een breder scala aldaar voorkomende zoogdieren, zoals noordse woelmuis Microtus oeconomus, veldmuis Microtus arvalis, aardmuis Microtus agrestis, bosmuis Apodemus sylvaticus, dwergspitsmuis Sorex minutus en water-