De Siberische grondeekhoorns Eutamias sibiricus werden in het Zoniënwoud bij Brussel geïntroduceerd in de jaren ‘70. Met de gestage toename van het aantal grondeekhoorns stelde zich ondermeer de vraag naar de invloed daarvan op de grondbroedende vogels en de inheemse eekhoorns Sciurus vulgaris. De toestand en achtergrond van de grondeekhoorn in het Zoniënwoud werd reeds in 1993 door Zwaenepoel besproken in Zoogdier. De huidige studie slaat vooral op de populatiegrootte van de Siberische grondeekhoorn in het Zoniënwoud in de jaren 1998-1999. In de studie werd het relatief aantal grondeekhoorns bepaald in het volledige Zoniënwoud en Ter Kameren Bos. De resultaten werden vergeleken met eerdere studies in 1981 en 1988. De studie omvat ook een evolutie in de tijd en in verspreiding van de grondeekhoorns. Exoten zijn vertegenwoordigers van soorten of populaties die niet tot onze fauna en flora behoren of behoord hebben en die hier voorkomen mits de al dan niet bewuste hulp van de mens. Deze geïntroduceerde soorten kunnen zich verspreiden in hun nieuwe habitat. De grondeekhoorns werden voor het eerst in het Zoniënwoud waargenomen in 1974 (de Wavrin, 1978). Verroken (1989) kreeg via ingenieur Zwaenepoel van de houtvesterij Groenendaal acht dode grondeekhoorns uit het Zoniënwoud ter beschikking. Bij alle acht exemplaren werden twee kleine valse kiezen waargenomen. Dit is kenmerkend voor het geslacht Eutamias. Vermits de Siberische grondeekhoorn Eutamias sibiricus de enige Euraziatische soort is en de invoer van Eutamias-soorten in België vaak in de richting van Azië wijzen, wordt de Siberische grondeekhoorn als de in België meest waarschijnlijke Eutamiassoort beschouwd.