Om de paar jaar verschijnt er wel een dik werk dat poogt alle informatie over een zoogdiersoort bijeen te brengen. Het gebeurt niet vaak dat zo’n werk dan compleet is en nog minder vaak dat het aangenaam leesbaar geschreven is. ‘De Oeros’ is beide: het leest prettig weg, bevat een schat aan informatie én behandelt bovendien alle denkbare aspecten van het voorkomen en de autecologie van de oeros. Systematiek, verspreidingsgebied, achteruitgang, uiterlijk, gedrag, biotoop, sociale structuur en invloed op zijn omgeving komen allemaal uitgebreid aan bod. Ook bespreekt het de relatie tussen de oeros en zijn nazaten, de gedomesticeerde huisrunderen en de verwilderde afstammelingen dáár weer van. Bovendien gaat het telkens in op de vraag hoeveel van de oeros nog terug te vinden is in de tegenwoordige huisrunderen. Gezien de toenemende begrazing van natuurgebieden door runderen, die in sommige gebieden ook steeds verder verwilderen, een zeer relevante vraag. In dit verband komt ook het terugfokexperiment van de gebroeders Heek aan bod, dat leidde tot de Heckrunderen die tegenwoordig in de Oostvaardersplassen en de Slikken van Flakkee leven. Alle lof dus voor de auteur, Cis van Vuure, die het grootste deel van de informatie als liefhebberij verzamelde, en daar vervolgens gedurende zijn éénjarige aanstelling in Wageningen een helder verhaal van wist te maken. Des te meer bijzonder omdat het gaat om een soort die uitgestorven is, en waarvoor alle informatie uit historische en archeologische bronnen gehaald moet worden, die veelal kritisch benaderd moeten worden. Toch is het van Vuure gelukt om voor veel aspecten tot onderbouwde conclusies te komen.