In 1997 besloot men in de Amsterdamse Waterleidingduinen de beheersjacht op reeën op te schorten. Velen verwachtten dat de populatie onstuimig zou groeien en dat dit uiteindelijk tot grootschalige sterfte zou leiden. Daarom is een onderzoeksproject opgezet om de werkelijke gevolgen in kaart te brengen. De Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) liggen globaal tussen Zandvoort en Noordwijkerhout. Het gebied is eigendom van de Gemeente Amsterdam en wordt beheerd door het Waterleidingbedrijf van Amsterdam (WLB) ten behoeve van de productie van drinkwater. Het duinterrein heeft de status van beschermd natuurgebied. In het gebied komt een groot aantal planten- en diersoorten voor, waaronder reeën, Capreolus capreolus. Zij komen er sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw voor. Sinds 1969 werd de populatie beheerd door jaarlijks afschot, maar desondanks groeide deze geleidelijk. In 1997 besloot het gemeentebestuur van Amsterdam de beheersjacht op reeën in de AWD voor tenminste vijf jaar te beëindigen. Onderzoek moest uitwijzen of dit onacceptabele effecten zou opleveren. Daarom zijn de jaarlijkse tellingen van de reeën, voorheen gebruikt om het afschot te bepalen, voortgezet. De uitkomsten hiervan geven een minimum aantal aanwezige reeën: er zitten er zeker meer, maar hoeveel is onbekend. Het getelde aantal kan het beste als een soort index worden gezien, daar de verhouding getelde dieren tot het totaal van de aanwezige dieren nauwelijks te bepalen is. Jaarlijkse fluctuaties moeten niet te letterlijk worden genomen, omdat de telresultaten gedeeltelijk worden bepaald door de weersomstandigheden op het moment van tellen. Toch geeft deze ‘index’ wel een indicatie van het langjarig populatieverloop binnen het gebied.