Het is onduidelijk wanneer de wolf precies uit onze contreien is verdwenen. De laatste twee goed gedocumenteerde wolven werden eind 1869 in Schinveld gevangen (Flaton 1989). Ook werd ruim een eeuw geleden, in 1897, in het zuiden van Nederland nog een mogelijke wolf gesignaleerd (Okarma 2000). Niet geschoten, zoals vaak het geval is met de "laatste", maar net als die bij Schinveld ook in levenden lijve. Maar het tij lijkt te keren: Poolse wolven naderen via Duitsland onze landsgrenzen. De vraag is: hoe stellen wij ons daarbij op? Wolvenkenner Jan van Haaften zet het een en ander op een rij. In de oertijd leefden mens en wolf nog harmonieus samen. Zij jaagden op dezelfde prooisoorten (edelhert, wild paard, oeros) en door het achterlaten van prooiresten gaven zij ongewild aan elkaar door waar zich op dat moment bepaalde prooidieren ophielden. Toen onze contreien meer en meer werden bevolkt, ging het aanbod aan prooidieren geleidelijk aan achteruit en uiteindelijk werden wolf en mens eikaars concurrenten. Dit betekende het begin van een eeuwenlange vervolging van de wolf, die in hevigheid toenam toen de wolf bij gebrek aan voldoende prooidieren begon over te schakelen op vee. Vooral schapen en geiten werden daarbij een geliefde prooi. Aanvankelijk werd de jacht op de wolf ingezet met vangkooien en valkuilen, later ook met netten, klemmen, strikken en gif. De introductie van het jachtgeweer betekende, in combinatie met georganiseerde drijfjachten, het begin van het einde van de wolf in ons land en andere West-Europese landen.