De eerste gegevens over vleermuizen in ons land dateren reeds uit het prille begin van de vorige eeuw. De 19e-eeuwse chiropterologen beperkten zich echter meestal tot regionale inventarisaties en gaven weinig of geen gegevens over de spreiding der soorten. Dank zij het sinds 1939 ondernomen ringwerk en het intensief veldonderzoek van het laatste decennium konden talrijke data verzameld worden die deze kartering van de in België en Luxemburg voorkomende vleermuizen mogelijk maakte. De kartering is echter nog vrij onvolledig omdat verschillende landsgedeelten onvoldoende of zelfs helemaal niet geïnventariseerd zijn. Ze mag daarom slechts als een voorlopige basisinformatie beschouwd worden, die niettemin reeds een duidelijk beeld geeft over het voorkomen en de areaalevolutie van de inlandse vleermuizen. Voor de kartering baseerden wij ons op de voor het Belgisch-Luxemburgse-grondgebied beschikbare stafkaarten met oppervlakteeenheden van 80 km2 (schaal 1/10.000). Per soort zijn twee kaarten gebruikt. Een eerste kaart geeft zomer- en winterwaarnemingen, reproductieplaatsen en observaties buiten het dag- of winterverblijf weer. De tweede kaart geeft een overzicht over de areaaldynamiek van de soort over drie perioden: de periode voor 1965, de jaren 1965 tot en met 1974 en de periode na 1974. Deze intervallen zijn niet arbitrair gekozen maar afgeleid uit de populatie-evolutie van de Kleine Hoefijzerneus (Rhinolophus hipposideros) en kunnen grotendeels ook toegepast worden op de meeste andere soorten. Voor ieder soort zijn tevens enkele biologische en oecologische karakteristieken en de noodzakelijke beheers- en beschermingsprojecten vermeld.