Natuurbehoud en houtproductie staan in het bosbeheer veelal, en wellicht meer dan strikt noodzakelijk, op gespannen voet met elkaar. Hoewel het bestaan erkend wordt van negatieve externe effecten die verbonden zijn met de huidige vormen van voortbrenging van hout, geeft de concrete en uitdrukkelijke afweging van belangen van natuur en economie nog veel moeilijkheden. De betekenis van de bosstructuur voor de levensgemeenschap is in Nederland zelden serieus in de afweging en besluitvorming meegenomen. Voor zover de betrekkingen tussen zoogdieren en bosstructuur onderwerp van discussie zijn geweest, betrof dit hoofdzakelijk de jacht en/of de schadelijkheid van de zoogdieren voor de houtproductie. Alleen deze benadering als ’schadeaspect/opbrengstverlies’ heeft concrete weerslag in de besluitvorming gevonden, bijvoorbeeld in de Jachtwet met betrekking tot de bejaagbaarheid van bepaalde diersoorten. Het materiële object van natuurbeheer omvat de biotische organisatie van levensgemeenschappen in hun betrokkenheid op het ingrijpen van de mens. De laatste jaren staat natuurbeheer in bossen in toenemende mate in de belangstelling, in het bijzonder waar het zich richt op het herstel van natuurlijke regulatie- en selectiemechanismen in boslevensgemeenschappen, waarbij de levensgemeenschappen bij voorkeur uit inheemse soorten bestaan.