1983
Slotbeschouwing Wat zou het kiezen voor een consequent natuurontwikkelingsbeleid betekenen?
Publication
Publication
Huid en haar , Volume 2 - Issue 3 p. 154- 160
In voorafgaande artikelen in dit thema-nummer is gepoogd een beeld te schetsen van de wisselwerking tussen zoogdieren en bosstructuur. Gepoogd, want uitgebreide gegevens daaromtrent zijn (nog) niet aanwezig, althans nog onvoldoende om het beeld volledig te maken. Dit komt enerzijds omdat onderzoek ernaar nog niet de vereiste prioriteit bezit, anderzijds omdat experimenten, die opheldering zouden kunnen verschaffen, nog maar net begonnen zijn. Nederland was van nature vrijwel volledig bedekt met bos. Dat bos had een duidelijk ander karakter dan het huidige. De soortensamenstelling was anders, evenals de afwisseling van bostypen en ontwikkelingsfasen, het aantal dode bomen enzovoort. Bovendien kwamen er diersoorten in voor, die momenteel niet meer bestaan of die uit Nederland zijn verdwenen. Het vormde een complex van biotopen, rijk aan zoogdiersoorten. Niet alleen kwamen er, uiteraard, echte bossoorten voor, maar ook veel soorten die wij nu vooral uit cultuurgebieden kennen, zoals bijvoorbeeld Das en Bunzing. Kennelijk waren er ook voor hen in het vroegere oerbos voldoende geschikte leefomstandigheden om levensvatbare populaties te vormen. Het oerbos verschafte echter aan bepaalde soorten, bijvoorbeeld het Ree, vermoedelijk ongunstiger bestaansmogelijkheden met als gevolg daarvan geringere dichtheden dan in het huidige cultuurlandschap. In het natuurlijke bos konden vleermuizen veel meer geschikte boomholten vinden dan in door mensen gecultiveerde bossen.
Additional Metadata | |
---|---|
Huid en haar | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Stichting ter Bevordering van de Zoogdierbescherming en de Zoogdierstudie in de Benelux |
R. Cosijn, H.E. van de Veen, & T. van Vuure. (1983). Slotbeschouwing Wat zou het kiezen voor een consequent natuurontwikkelingsbeleid betekenen?. Huid en haar, 2(3), 154–160. |