In het wild levende dieren zijn ware levenskunstenaars als het gaat om te overleven in het koude, voedselarme jaargetijde (instandhouding van de lichaamstemperatuur). Elke beweging -vooral in de diepe sneeuw- vergt energie, waarvoor reserves aangesproken moeten worden. Dank zij aanpassingen kan een in het wild levend dier gewoonlijk de winter wel doorkomen. Als het echter in die periode regelmatig wordt gestoord zijn de krappe energiereserves niet toereikend om de winter te kunnen overleven.