De ambtenaren van de Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer (NMF, ministerie van Landbouw en Visserij) verzamelen in Nederland gegevens omtrent de wildstand. Hieronder vallen ook jachtcijfers. Veel van deze jachtcijfers zijn afkomstig van particulieren, zoals jagers en jachtopzieners. Jachtstatistieken zijn onder meer een belangrijke informatiebron voor het faunabeheer. In 1964 bijvoorbeeld, deed G.A. Brouwer een oproep om Nederlandse afschotcijfers van trekwild te verzamelen en door te geven aan het International Wildfowl Research Bureau (Brouwer 1964). Hij hoopte hiermee de jachtdruk op eenden en ganzen te kunnen vaststellen. In de nieuwsbrieven van het IWRB, uitgegeven vanaf 1955, werd geregeld verslag gedaan van tellingen, jacht- en beschermingszaken aangaande waterwild en ander veerwild. Tijdens een bijeenkomst van de Internationale Unie van Wildbiologen (IUGB) in 1981 in Trujillo, Spanje, besloot men tot de oprichting van een werkgroep voor jachtstatistieken. Deze werkgroep streeft het doel na te komen tot vergelijkbare en betrouwbare afschotcijfers in Europa. Het Nederlandse ministerie van Landbouw en Visserij participeert in deze werkgroep. Oude jachtstatistieken, van vóór 1940, worden in Nederland zelden geraadpleegd. Vaak liggen dergelijke historische gegevens niet binnen handbereik. Toch kunnen oude jachtcijfers van belang zijn. In de Nieuwsbrief ’wildstand-inventarisatie 1982/83’ van het ministerie van Landbouw en Visserij drukte men het als volgt uit: ’Hoe verder we teruggaan in de geschiedenis van oude jachtstatistieken, des te beter kunnen we nagaan, wat de invloed is geweest van menselijke houding, terreinbeheer en klimaat op de verschillende soorten’ (Leeuwenberg 1984). In dit artikel wordt ingegaan op de betekenis van oude particuliere jachtstatistieken. Jachtstatistieken uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn niet algemeen. De aanwezige cijfers uit deze periode geven vaak een onvolledig beeld. Hoe ouder het archief, des te groter is de kans om enkel fragmenten aan te treffen. Achttiende- en negentiende-eeuwse jachtstatistieken blijken in ruimere mate voorhanden. Toch laten ook cijfers uit deze tijd te wensen over. De aard van de bron bepaalt in hoge mate de bruikbaarheid van de gegevens. Rentmeesterrekeningen, kasboeken, procesverbalen, verenigingsverslagen en dergelijke geven meestal incidentele informatie. Wil men vergaande uitspraken doen, dan zijn reeksen van cijfers uit jachtadministraties nodig. Maar ook dan rijzen er moeilijkheden.