In het vorige nummer van ’Huid en Haar’ schreef W.J. Doude van Troostwijk in zijn artikel Wild en wildschade in de Nederlandse bosbouw dat er vele maatregelen bestaan om bomen individueel of per vak te beschermen”. Op het hele scala van wildschade-preventieven ging de auteur niet verder in. Dat gebeurt wel in het recent verschenen Kenmerkenblad hoofdstuk W5 (Wildafweermiddelen). Hieronder volgt een samenvatting daarvan, voor zover dat aansluit op het artikel van Doude van Troostwijk. Verdere informatie, zoals leveranciers, maten enz., is te vinden in genoemd Kenmerkenblad, verkrijgbaar bij De Dorschkamp, postbus 23, 6700 AA Wageningen. Wild, of liever gezegd onze fauna, kan vooral in jonge opstanden schade aanrichten. Grof wild, zoals rood- en damwild, heeft loof, knoppen, en jonge scheuten op het menu staan. Afhankelijk van onder andere voedselaanbod en recreatiedruk wordt ook bast gegeten. Bastvraat, doorgaans schillen genaamd, wordt ook door diverse knaagdieren beoefend. Verder wrijven herten en Reeën hun kop en gewei tegen jonge bomen. Enerzijds om een territorium af te bakenen, anderzijds om huidresten van het gewei kwijt te raken. In oudere opstanden worden veelal scheefstaande bomen in de nabije omgeving van water, zandige plaatsen of modder, gebruikt als schuurplaats. Zwart- en roodwild schuurt de huid na het zoden, het nemen van een modderbad, tegen de ruwe schors, om aldus ongedierte kwijt te raken.