In 1983 is de natuurbeschermingsvereniging ’IJhorst-Staphorst en Omstreken’ in het kader van het karteringsproject ’Zoogdieren Faunistiek Nederland’ gestart met een zoogdierenverspreidingsonderzoek. Aanvankelijk kon aan vleermuizen weinig aandacht worden besteed, omdat de kennis met betrekking tot het inventariseren van deze diergroep nog ontoereikend was. Toen echter ervaring werd opgedaan met het gebruik van de QMC-minibatdetector en het opsporen en determineren van vliegende vleermuizen mogelijk bleek, besloten de schrijvers van dit artikel in 1985 tot een kort onderzoek in de omgeving van Staphorst: a) om gegevens over aantallen vleermuizen en hun verspreiding in het gebied te verzamelen, b) om aan leden van de natuurbeschermingsvereniging en andere belangstellenden gelegenheid te bieden om ervaring op te doen met de batdetector, c) om de recent bedachte inventarisatiemethode (Helmer 1982) te toetsen en verder te ontwikkelen. Hoewel een aantal belangrijke determinatiekenmerken (Grootoorvleermuis, onderscheid Ruige en Gewone Dwergvleermuis) ten tijde van dit onderzoek nog niet bekend waren, willen wij de resultaten toch publiceren om aan te geven wat de mogelijkheden zijn voor vleermuisonderzoek in een tijdsbestek van slechts enkele nachten. Gegevens uit de periode tot 1985 ontbraken nagenoeg. Bekend was een kraamkolonie van de Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) in atlasblok 21-27 en een vondst van een Laatvlieger (Eptesicus serotinus) in atlasblok 21-25 (Glas 1986).