In het jaarverslag over het terreinbeheer van ’Natuurmonumenten’ over het jaar 1987 wordt gewag gemaakt van een ernstig incident (1). In het Zwanenwater hadden Vossen in de lepelaarskolonie ’hun slag geslagen’ met als gevolg dat van de 82 nesten ’slechts’ 32 jongen uitvlogen. De activiteiten van de Vossen hadden ook tot gevolg dat sommige Lepelaars gingen verhuizen. In het Zwanenwater en in het Naardermeer, waar een vossenburcht was op 200 meter van de lepelaarskolonie, werden respectievelijk vijf en vier Vossen geschoten. Deze berichtgeving met ingebouwde waarde-oordelen roept enkele indringende vragen op. Allereerst is er de vraag welke factoren in Nederland doorslaggevend zijn voor de aantallen volwassen Lepelaars en voor het broedsucces.