Anno 1988 stond de Otter (Lutra lutra) deze eeuw in Nederland voor de tweede keer op uitsterven. Nu een jaar later is duidelijk dat de Nederlandse otterpopulatie het niet heeft gered. In vergelijking met de eerste keer, toen de Otter door de jacht uitgeroeid dreigde te worden, is het nu de integrale aantasting van het leefmilieu die de Otter de das om heeft gedaan. De aantasting is inmiddels van internationale aard. De waterverontreiniging met contaminanten, zoals PCB’s blijkt, net als bij de Zeehond, één van de voornaamste oorzaken van de achteruitgang van de otterpopulaties in heel Europa te zijn. In Nederland worden de verontreinigingen niet alleen via de Rijn aangevoerd; inmiddels is duidelijk geworden dat een groot deel van de gifbelasting afkomstig is uit de neerslag. Daarnaast waren de nog steeds voortschrijdende versnippering en uitkleding van het landschap voor de ruimte- en dekkingsbehoevende Otter funest. In Friesland, het voormalige, laatste otterbolwerk(je) van Nederland, worden bijvoorbeeld nog steeds kilometers oever op onverantwoorde en verspillende wijze gesteriliseerd met beschoeiingen. De natuurlijke, dekkingbiedende vegetaties, die ook alom worden gewaardeerd door recreanten, verdwijnen daarmee als sneeuw voor de zon. Het is bedenkelijk dat deze, zo typisch bij Nederland behorende soort voorlopig naar de geschiedenisboekjes is verhuisd en dat zijn vroegere aanwezigheid straks alleen maar valt af te lezen aan familie- en geografische namen. Er is de afgelopen jaren al vaker voor gewaarschuwd dat vele soorten uit ons kikkerlandje zullen verdwijnen bij ongewijzigd beleid. De ernst van de gigantische milieuproblematiek dringt slechts mondjesmaat tot de politiek door en wordt op beschamende wijze afgekocht met hier en daar wat toezeggingen op het NOS-journaal om er zelf politiek beter van te worden. ’Natuur en milieu’ ligt immers goed in de markt; er kan goed op gescoord worden. De Otter nu, is een nieuw ’lijdend voorwerp’ van deze politiek.