Er komen in Nederland 66 wilde zoogdiersoorten voor verdeeld over zeven orden (zie tabel 1). Daaronder vallen vijf soorten zeezoogdieren (Gewone en Grijze Zeehond, Bruinvis, Witsnuitdolfijn en Tuimelaar). Vergeleken met 1900 zijn er netto vier zoogdiersoorten meer. Een drietal vleermuissoorten is sindsdien in Nederland uitgestorven en sinds het begin van deze eeuw hebben zich zeven zoogdiersoorten (Bever, Beverrat, Siberische Grondeekhoorn, Amerikaanse Nerts, Muskusrat, Wasbeer, Grijze Zeehond) door natuurlijke uitbreiding of door herintroductie door de mens in Nederland gevestigd. Het meest recente voorbeeld vormen de Bevers die in 1988 in de Biesbosch zijn uitgezet. Trends in aantallen zeezoogdieren worden zichtbaar uit strandvondsten, bijvangsten en veldwaarnemingen. Veranderingen in inventarisatieresultaten kunnen worden veroorzaakt door een intensievere methode van waarnemen. Van een kwart van onze zoogdiersoorten vertoont de populatie een afnemende tendens (zie tabel 2a). In het kader van het Natuur Beleidsplan heeft het Rijksinstituut voor Natuurbeheer geïnventariseerd welke trends in de Nederlandse natuur hebben plaatsgevonden. Hieruit blijkt onder andere dat van muizen en spitsmuizen vooral de soorten van de natte milieus en van de milieus met hoge vegetatie van grassen en ruigtekruiden achteruitgaan. Muizesoorten voorkomend in bossen, houtwallen en korte vegetaties en voorkomend in de buurt van bebouwing gaan minder achteruit of zelfs vooruit. Van de kleine marterachtigen gaat het met de Bunzing en de Steenmarter relatief goed (zie figuur 1). De Hermelijn en de Wezel worden in Nederland steeds zeldzamer; de aantalsontwikkelingen van Das, Boommarter, Otter (figuur 2) en Zeehond (figuur 3) zijn evenmin rooskleurig. Van een aantal zoogdiersoorten in Nederland zijn de populaties duidelijk vooruitgegaan (tabel 2b). De oorzaak kan zijn dat de natuurlijke predator is weggevallen of dat een soort zich aanpast aan de veranderende omstandigheden. Vleermuizen die gebruik maken van dode bomen als verblijfplaats, hebben baat bij de verslechterende staat van het Nederlandse bos. De toename van het aantal Vossen kan voor een groot deel worden toegeschreven aan het gewijzigde terreinbeheer.