In 1973 publiceerden R. Meijer en wijlen G. den Uil, een artikel over het voorkomen van zoogdieren in de Alblasserwaard in ’De Levende Natuur’ nummer 76. Meijer & Den Uil (1973) baseerden de gegevens in hun artikel op braakbalvondsten, het gebruik van klapvalletjes, eerdere publikaties en mededelingen van derden. Meijer & Den Uil troffen de volgende zoogdieren tijdens hun onderzoek in de Alblasserwaard aan: Mol, Bosspitsmuis, Dwergspitsmuis, Waterspitsmuis, Huisspitsmuis, Egel, vleermuizen, Rosse Woelmuis, Noordse Woelmuis, Aardmuis, Veldmuis, Woelrat, Ondergrondse Woelmuis, Bosmuis, Dwergmuis, Bruine Rat, Huismuis, Konijn, Haas, Otter, Hermelijn, Wezel, Bunzing en Ree. Vijftien jaar na dato leek het een goede gedachte om eens na te gaan welke zoogdieren zich thans in de Alblasserwaard ophouden. Tijdens de periode van 10 juli 1988 tot en met 12 oktober 1991, een periode dus van ruim drie jaar, werden daartoe op verschillende manieren gegevens verzameld. Allereerst werd langs de wegen van de Alblasserwaard regelmatig naar verkeersslachtoffers gezocht, die spijtig genoeg ook in groten getale werden gevonden. Van vrijwel alle in de Alblassserwaard aangetroffen diersoorten werden verkeersslachtoffers gevonden. Ten tweede werden een aantal malen braakballen verzameld op een houtkade ten noordoosten van Goudriaan en op een kerkhof in Gorinchem. Een derde belangrijke bron van informatie vormden de zogenaamde zichtwaarnemingen. Hiermee werd met name het voorkomen van de wat groter zoogdieren vastgesteld. Ten vierde bleken krantepublikaties en publikaties in natuurbeschermingtijdschriften en dergelijke informatie te verschaffen.