Het is de gewoonte dat nieuwe bestuursleden zich even voorstellen. Ook ik ontkom daar niet aan, ook al was ik meer dan 10 jaar geleden reeds secreatris van de NMV. Ik ben 45 jaar, getrouwd (met Marja van der Ende), geen kinderen, en woon in Hoofddorp na eerst in Haarlem en Amsterdam te hebben geresideerd. In 1993 ben ik gepromoveerd op de Vrije Universiteit te Amsterdam op een proefschrift over de genetica en structuur van spijsverteringsenzymen (amylase en pepsinogeen). Ik werk sinds 1992 in het instituut “TNO Preventie en Gezondheid” te Leiden. Daar onderzoek ik met mijn groep ziekteprocessen die te maken hebben met kraakbeenslijtage (artrose), botontkalking (osteoporose) en littekenweefsel vorming (fibrose). Het molecuul dat een centrale rol speelt bij deze ziekten is het eiwit collageen, en het is dit molecuul waar ik mijn onderzoek op richt. Binnen het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit (Amsterdam) zet ik momenteel een tweede onderzoeksgroep op, dat met name zoekt naar methoden om tussenwervelschijven te repareren middels biomaterialen, gentherapie en stamcellen (tissue engineering). Maar het leukste blijft natuurlijk onderzoek doen aan mollusken! Dat doe ik dus in mijn vrije tijd, want het aantal arbeidsplaatsen in Nederland waar je zoiets kan doen is bijna nul. Belangstelling voor de natuur had ik al op jonge leeftijd. Ik werd lid van de Malacologische Contactgroep Amsterdam en Omstreken in 1973 (ik was toen 12 jaar), en van de NMV in 1977. Eerst begon ik met mariene fossiele schelpen (Mioceen van Miste; opspuitterreinen in Haarlem waar Eemienfossielen te vinden waren), daarna met recente mariene mollusken (stranden van Bloemendaal en IJmuiden), waarna ik overstapte op land- en zoetwatermollusken. De continentale mollusken bestudeer ik nog steeds, en ben met name geïnteresseerd in de (onder)soorten van het westelijke palaearctische gebied. Mijn collectie bestaat uit zo’n 12-duizend monsters, en heb de laatste 20 jaar een grote bibliotheek opgebouwd (zo’n 9-duizend boeken en artikelen). Ik werk aan een aantal monografieën, waaronder als grotere werken de landslakken van Turkije en een overzichtslijst van de land- en zoetwaterslakken van Europa vallen. Laatstgenoemde databestand (meer dan 8-duizend namen) is sinds oktober te raadplegen op het internet via www.faunaeur.org. Mijn vakanties staan meest in het kader van de malacologie: we reizen met name naar gebieden om er slakken te zoeken. Favoriet is voorlopig nog steeds Griekenland en haar archipel aan eilanden, waar, heel interessant, soortsvorming kan worden bestudeerd. Er is nog steeds heel veel te doen, zelfs in Europa: er worden jaarlijks meer dan 25 nieuwe soorten beschreven uit Europa, dat is gemiddeld 1 nieuwe soort per twee weken. Verveling is een mij onbekend fenomeen