Bij het bestudeeren van natuurvoortbrengselen treft ons vooral in bepaalde groepen de bijzondere variabiliteit, die ons aanleiding geeft, niet alleen om soorten te onderscheiden, doch ook om deze opnieuw in verschillende varieteiten en vormen in te deelen, waaraan we dan bijzondere namen geven. Op enkele uitzonderingen na zijn alle groepen vormenrijk, dit erkennen we, hoe langer we ons met een groep bezig houden. In de meeste boeken wordt er aan die variabiliteit onvoldoende aandacht geschonken. Om onze kennis aangaande de natuurobjecten te verdiepen is de studie der variabiliteit van groot belang. We kunnen er ons gemakkelijk van af maken door elk exemplaar van onze gewone huisjesslak, Cepaea nemoralis te noemen en ons dan verder met de groote verschillen in vorm en kleur niet te bemoeien. Dit is een zeer onwetenschappelijke methode, omdat deze verschillende vormen ten opzichte van het milieu waarin ze leven, belangrijk zijn en niet mogen worden verwaarloosd, daar we niet weten wat de diepere beteekenis dezer zoo vaak optredende vormen is. Alleen over de kleurvariabiliteit der Gastropoden wil ik hier enkele gegevens verstrekken, deze komt zoowel voor bij landdieren als bij waterdieren en is vaak van buitengewoon gecompliceerden aard. Ze zijn buitengewoon talrijk en worden ten deele opgevat als gewone varieteiten, ten deele echter ook als monstruositeiten. De kleurstof kan sterk verminderen of geheel verdwijnen, in het laatste geval spreken we dan van albinisme. Zonder nu verder in te gaan op de factoren die de kleur veroorzaken, kunnen we in het algemeen zeggen dat de kleurvariatie bij Gastropoden op twee wijzen tot uiting kan komen, en wel door het dier en het huisje afzonderlijk te beschouwen. Indien bij het dier zelf de kleurstof ontbreekt, krijgen we een dier dat we als een echte albino opvatten. We weten dat bij waterslakken uit het geslacht Planorbis, de donkere dieren hun zwarte kleurstof kunnen missen en dan door het duidelijk zichtbaar worden van hun roode bloedkleurstof er rood gekleurd uitzien. Doordat bij Planorbis in de kalkschaal geen kleurstof wordt afgezet, is albinisme hier eenvoudiger dan bij gebandeerde Gastropoden.