Op één van onze strandexcursies naar Hoek van Holland, in Febr. 1931, troffen wij recht voor Terheyde twee exemplaren van Paphia senescens (Cocc.) aan, die sterk verweerd waren. Zooals men weet is deze soort een bekende vertegenwoordiger uit onze Eemfauna en deze soort spoelt ook vrij geregeld langs onze geheele kust aan. Eenige maanden geleden (Nov. 1936) vonden wij iets zuidelijker een fragment van een groot ex. van Cardium (Acanthocardia) tuberculatum L., dat donkerbruin gekleurd en sterk versleten was. Ook deze soort spoelt in Nederland uitsluitend in fossielen staat aan. Toen wij 31 Januari 1937 op dezelfde plaats wéér een exemplaar van C. tuberculatum L. aantroffen, ditmaal geheel gaaf, vroegen wij ons af of op genoemde plaats misschien vrij geregeld fossielen zouden aanspoelen. We besloten een grondiger onderzoek hiernaar in te stellen, dat op 14 Maart j.l. plaats had en tot onze groote verrassing werkelijk prachtige resultaten afwierp. Deze excursie leverde nl. twee groote en volkomen gave exemplaren van Mactra corallina plistoneerlandica Van Regteren Altena op, benevens een geschonden exemplaar van deze soort. Van Cardium tuberculatum L. troffen wij één gaaf ex. en nog twee groote fragmenten aan. Ook van Paphia senescens (Cocc.) verzamelden wij nog een gaaf en twee bijna gave ex. Bovendien viel het ons op, dat exx. van Cardium edule L. en van C. edule L. var. Lamarcki Reeve daar ter plaatse er vaak sterk verweerd en versleten uitzien en ook zeer bros zijn, eigenschappen die kenmerkend voor fossielen genoemd kunnen worden. Echter is het natuurlijk zeer moeilijk om van deze exx. vast te stellen of we hier met recente of met fossiele schelpen te maken hebben.