Deze twee soorten, de een fossiel, en de ander recent, hebben een bijna hopelooze verwarring teweeggebracht in de geologische literatuur. Enkele voorbeelden toonen dit duidelijk aan. Lorié (lit. 6) beschrijft in zijn Contributions à la géologie des Pays-Bas een nieuwe variëteit van Tapes virgineus, en wel Tapes virgineus var. major, welke voorkomt in de Nederlandsche Eemlagen. Nordmann beschrijft in 1908 (lit. 7) dezelfde schelp als Tapes aureus var. eemiensis nov. var. voor de Deensche, Noordduitsche en Nederlandsche Eemafzettingen, terwijl Van der Sleen in zijn dissertatie (lit. 8) èn Tapes aureus var. eemiensis èn Tapes aureus Gmel. vermeldt voor het Eemien. Steen huis daarentegen geeft altijd alleen Tapes aureus Gmel. in zijn fossiellijsten en boorrapporten, zooals o.a. in lit. 9 en 10. Toch wordt ongetwijfeld met de hierboven genoemde benamingen alleen Paphia senescens Cocc. bedoeld. Men zal zich dan ook afvragen, of het verschil tusschen Paphia aurea (Gmel.) en Paphia senescens Cocc. in de practijk wel altijd door te voeren is. Teneinde hierop een bevredigend antwoord te kunnen geven, zal eerst nagegaan worden, wat enkele der meest bekende auteurs onder deze twee vormen verstaan.